Sinds 1950 is SEAT uitgegroeid tot een automerk dat wereldwijd vertegenwoordigd is, tachtig procent van zijn auto’s exporteert en deel uitmaakt van de Volkswagen Groep, ’s werelds grootste autofabrikant. “Tijdens deze periode heeft SEAT laten zien dat het zichzelf telkens opnieuw kan uitvinden en zich op succesvolle wijze kan aanpassen aan de uitdagingen van het moment. Die kracht heeft ervoor gezorgd dat SEAT van een autofabrikant is uitgegroeid tot een solide technologische en industriële onderneming die in tijden van sociale nood zelfs beademingsapparatuur kan produceren,” verklaart Carsten Isensee, SEAT President ad interim en Vice-president voor Finance en IT.
Made in Barcelona
SEAT opende in 1953 de deuren van de Zona Franca-fabriek, waar destijds dagelijks vijf SEATs 1400 werden gebouwd. Na op die locatie veertig jaar lang iconische modellen als de SEAT 600 en SEAT 127 te hebben geproduceerd, koos de onderneming in 1993 domicilie in een nieuwe, grotere en modernere fabriek net buiten Barcelona. Deze productiefaciliteit, die een investering vergde van 244,5 miljard peseta’s (1,47 miljard euro), werd in bedrijf genomen met de lancering van de tweede generatie SEAT Ibiza en Cordoba, waarvan er dagelijks 1.500 van de productielijn rolden. Momenteel beschikt SEAT over drie productielocaties: Barcelona, El Prat de Llobregat en Martorell, waar de Ibiza, Arona en Leon momenteel worden gebouwd, met een snelheid van 2.300 auto’s per dag. De Ateca rolt in Tsjechië van de band, de Tarraco in Duitsland, de Alhambra in Portugal en de Mii electric, SEAT’s eerste 100 procent elektrische auto, wordt in Slowakije geproduceerd. In zeventig jaar tijd zette het merk in totaal meer dan 19 miljoen SEATs op de weg.